De buitenlandse journalisten die aanwezig waren bij de internationale pers-bijeenkomst in Rome in de zomer van 1990 klaagden dat hun redacties zich nogal huiverig gedroegen in de netelige Gladio- affaire met haar internationale dimensie. Maar men dient zich de problematische situatie te herinneren waarin de onthullingen plaatsvonden van de Italiaanse premier Andreotti voor de Senaat op 3 Augustus over het bestaan van een geheim stay-behind leger van de Nato dat in heel West-Europa actief was. De zeer leerzame toespraak die hij hield vond plaats daags nadat op 2 Augustus 1990 Sadam Hussein Kouweit was binnengevallen. In Parijs, Londen en Washinton waren de media redacties en militaire adviseurs nogal bevreesd dat dit schandaal het imago van veel westerse democratieën zou kunnen schaden en vooral dat het de voorbereidingen voor de Golf-oorlog die toen in volle gag waren, zou kunnen verstoren. Op 2 Augustus hadden de VS, England en Frankrijk in New York, ´geschrokken’ als ze waren door de invasie van Kouweit door Irak, door de Veiligheidsraad van de VN resolutie 660 laten aannemen, waarin ¨de onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugtrekking van alle Irakese troepen uit de gebieden die ze op 1 Augustus hadden bezet¨, geëist werd.

De media in het Westen en in heel de wereld waren hoofdzakelijk bezig met de ´Golf-crisis’ en ze berichtten hoe de VS, onder het presidentschap van George Bush senior, aan de grootste militaire operatie sinds WO II was begonnen aan het hoofd van een coalitie van landen waarvan de voornaamste Duitsland, Frankrijk, Engeland, Italië en Nederland waren, om Kouweit te bevrijden van de Iraakse bezetter. De operatie werd ´Desert Storm’ genoemd. Ze begon in Januari-Februari 1991 [1]. Zodoende hadden de grote media networks twee vreemde verhalen tegelijk te vertellen aan het publiek: die van een schone oorlog in de Persische Golf en die van het Gladio-schandaal in Europa. Ze verkozen tenslotte om die laatste gebeurtenis in de doofpot te stoppen. [2]

Na de onthullingen van Andreotti in Italië, bereikte het schandaal op 30 Oktober het buitenland, toen de socialistische oud-premier van Griekenland, Andreas Papandreou, tegenover de Griekse krant Ta Nea verklaarde dat hij 1984 een organisatie had ontdekt in Griekenland die heel veel leek op het Italiaanse Gladio en dat hij die toen der tijd onmiddellijk had laten oprollen. Er gingen stemmen op om een parlementaire enquete te organiseren over dat geheime leger en haar veronderstelde rol tijdens de staatsgreep door de kolonels in 1967, maar de conservatieve regering van dat moment gaf daar geen gehoor aan. De minister van Defensie Varvitsiotis verklaarde dat een Griekse oud militair-attaché in Washington de boze vermoedens zou onderzoeken, maar hij verklaarde onmiddellijk: ¨De regering heeft niets te vrezen¨. [3]

Na Griekenland bereikte het schandaal Duitsland, waar op 5 November het groene parlementslid Manfred Such, nadat hij over de affaire in de krant TAZ had gelezen, de regering Kohl plechtig aanspoorde om uitleg te geven over het vermeende bestaan van een organisatie van het type Gladio in Duitsland. Terwijl men op het Duitse ministerie van Defensie druk nadacht over hoe ze op deze eis moesten reageren, veroorzaakte de commerciële Duitse tv-zender RTL een rel, door tijdens een speciaal aan Gladio gewijde uitzending te onthullen dat oud SS-leden van de Duitse tak van het netwerk deel hadden uitgemaakt, en dat in veel andere landen extreem rechtse activisten in het anticommunistische geheime leger hadden gediend.

De spanning nam nog wat toe toen de woordvoerder van de Duitse regering Hans Klein nogal stotterend probeerde uit te leggen dat ¨het Duitse Gladio niet, zoals men wel beweerde, een geheim commando of een guerilla-eenheid was¨, en hij voegde er nog aan toe dat hij verder geen details kon geven omdat het om staatsgeheimen ging [4]. De verklaringen van Klein veroorzaakten een enorm protest onder de sociaal-democratische en groene leden van de oppositie, met het oog op de toen aanstaande parlementsverkiezingen. De parlementariër Hermann Scheer,- specialist van de SPD op het gebied van defensie-, vergeleek het mysterieuze netwerk met een soort van Ku Klux Klan, als zijnde meer gericht op het leiden van geheime operaties tegen de bevolking en de oppositie, dan tegen een onwaarschijnlijke Sovjet-invasie. Hij beklemtoonde dat het volgens hem urgent was om een enquete te organiseren over Gladio, ‘voordat men de bewijzen laat verdwijnen’ [5]. ‘Dit is een zaak voor het OM’, stelde Scheer, ‘want het bestaan van een geheime militaire organisatie die op geen enkele manier door de regering of door het parlement gecontroleerd wordt, is absoluut in strijd met de grondwet, en daarom is het een zaak voor de strafrechter’ [6].

Het sociaal-democratische parlementslid Wilfried Penner, lid van de parlementaire toezichts-commissie voor de geheime diensten (PKK), verklaarde duidelijk dat hij nog nooit van het geheime Nato-netwerk had gehoord, noch “van haar maffia-banden”, en dat “deze zaak in het openbaar behandeld moest worden, voor iedereen zichtbaar” [7]. Burkhard Hirsch, het lid van de regering dat verantwoordelijk was voor de geheime diensten, en lid van de PKK, verklaarde eveneens ‘zeer ongerust’ te zijn, omdat ‘als iets zo lang geheim gehouden kan worden, dan moet daar wel -vertrouwt u gerust op mijn lange ervaring wat dat betreft- een beerput onder zitten’ [8]. Maar al snel zwegen de leden van de SPD die om een parlementaire enquete hadden gevraagd, toen de christen-democratische regering onthulde dat de sociaal-democratische ministers in de jaren dat ze aan de macht waren, zelf ook het geheim willens en wetens in stand hadden gehouden. Daarom werd de zaak, ondanks de protesten van de Groenen, achter gesloten deuren afgehandeld.

Op de avond van 7 November bevestigde de socialistische Defensie minister Guy Coëme in België tegenover een geschrokken bevolking, dat er ook in België een geheim leger had bestaan dat met de Nato verbonden was. Hij maakte een zinspeling op de Bende van Nijvel -in de jaren ‘80 hadden mysterieuze zwartgeklede mannen veel mensen doodgeschoten tijdens overvallen op supermarkten- door deze toevoeging: ‘Ik wil nu gaan laten onderzoeken of er een verband is tussen de activiteiten van dit geheim netwerk, en de bloedige misdaadgolf die ons land de laatste jaren overspoeld heeft’ [9] De Belgische premier Wilfried Martens verklaarde zichtbaar heel nerveus tegenover de druk fotograferende pers: ‘Ik ben nu sinds 11 jaar premier, maar ik heb nooit geweten van het bestaan in ons land van zo’n netwerk’. De journalisten lieten niet na in hun berichten te vermelden dat de premier, ‘die altijd heel erg ontspannen is’. dit keer ‘alles behalve ontspannen’ overkwam [10]. Hierop besloot het Belgische parlement een speciale commissie in te stellen om dit stay-behind netwerk in België te onderzoeken. Nadat die een jaar later de ontmanteling van dit netwerk gedaan had gekregen, kwam ze met een prachtig openbaar rapport van niet minder dan 250 pagina’s [11].

De Belgische parlementariërs ontdekten dat het clandestiene Nato-leger nog steeds actief was. Ze kwamen te weten dat de ACC, de club die bestond uit de generaals die de stay-behind legers van een groot aantal Westerse landen dirigeerden, op 23 en 24 Okotber 1990 in het grootste geheim in hun Brussels hoofdkwartier bijeen waren gekomen. Die vergadering was gehouden onder voorzitterschap van generaal Raymond Van Calster, hoofd van de Belgische Algemene Inlichtingendienst, de militaire inlichtingendienst van België. Van Calster ontstak in hevige woede toen journalisten hem op het spoor waren gekomen en via de telefoon belaagden. Zijn eerste leugen tegenover de pers vertelde hij op 9 November, toen hij keihard ontkende dat hij de internationale vergadering van de ACC had voorgezeten en beweerde dat Gladio een puur Italiaanse aangelegenheid was. Later gaf hij toe dat er inderdaad een geheim netwerk in België was georganiseerd na WO II,‘om inlichtingen te verzamelen in het geval van een Sovjet invasie’[12]. Hij ontkende fel dat er ‘een direct verband met de Nato’ zou zijn, maar weigerde verdere details te geven, tegelijkertijd verzekerend: ‘Wij hebben niets te verbergen’ [13]

In Frankrijk liet een haast onbekende woordvoerder van de socialistische regering van François Mitterrand weten dat het geheime leger ‘al lang geleden was ontbonden (in ons land)’ [14] Bovendien liet het hoofd van de Franse geheime diensten tussen ´59 en ´62 via de grootse krant van het land, het gerucht verspreiden dat het Franse Gladio ‘waarschijnlijk onmiddellijk na de dood van Stalin in 1953 was opgeheven en sinds de Gaulle (d.w.z. na ´58) niet meer operatief was’ [15]. De Franse pers schaarde zich achter de regering, die op dat moment volop bezig was zich op de Golfoorlog voor te bereiden, en ze lette er goed op geen al te gevoelige vragen te stellen, en zo kon het gebeuren dat een ‘affaire die overal in Europa voorpagina-nieuws was geweest, in de Parijse kranten ergens achteraf werd weggemoffeld’ [16].

De Italiaanse premier Andreotti echter haalde de Franse leugen genadeloos onderuit toen hij op 10 November geamuseerd verklaarde dat Frankijk ook aanwezig was geweest op de laatste vergadering van de leiding van Gladio, het ACC, op 23 Oktober in België. Daarop probeerde de minister van Defensie, Jean-Pierre Chevènement,- nogal in verlegenheid gebracht- de schade te beperken door aan te voeren dat het geheime Franse leger altijd volledig inactief was geweest: ‘Volgens mijn informatie heeft ze nooit een andere functie gehad dan zich afzijdig te houden en contact te houden met de zuster organisaties in het buitenland’. In antwoord op de vraag van een radio-journalist of er in Frankrijk net zoveel politieke heisa zou ontstaan als in Italië en België, speculeerde de minister wat vaag over deze of gene terroristische activiteit van het geheime leger, om tenslotte heel nuchter te eindigen met ‘Ik denk het niet’. [17] De pers merkte op dat de regering al het mogelijke deed om te voorkomen dat de bevolking in Gladio ‘een nationale schande’ zou gaan zien [18].

In Engeland wisselden meerdere woordvoerders van het ministerie van Defensie zich dagen lang af om steeds hetzelfde antwoord aan de verontwaardigde pers te serveren: ‘Sorry, maar wij geven nooit antwoord over dingen die met de nationale veiligheid te maken hebben’ [19]. Hoewel de kranten dagelijks met vette koppen kwamen over de Gladio-affaire, die dan ook heel verontrustend was, was de minister van Defensie zo vermetel om de affaire luchtigjes als volgt af te doen: ‘Ik weet niet goed achter wat voor waanvoorstelling jullie aanjagen. Het lijkt me allemaal vreselijk spannend, maar tot mijn spijt weet ik absoluut niets af van de hele zaak. Ik kan u echter wel heel veel over de Golf vertellen’ [20]. Gegeven de voorbereidingen voor de operatie Desert Storm en de oorlog tegen Irak die gaande waren, zag het Britse parlement niet de urgentie in van het instellen van een parlementaire commissie of van het openen van een parlementair debat over de kwestie en ze stelde zich volledig op achter premier John Major. In de zomer van ‘92 was er nog altijd geen officiële verklaring over de Gladio-affaire, tot grote verontwaardiging van journalisten als Hugh O’Shaughnessy: ‘De stilte van Whitehall [22] en de bijna totale afwezigheid van enige interesse bij de volksvertegenwoordigers over een zaak waar Groot-Britannië zo diepgaand bij betrokken is, zijn werkelijk indrukwekkend’ [22].

In Nederland besloot premier Ruud Lubbers, die sinds ‘82 in functie was, om op deze netelige zaak te reageren door op 14 November een brief te richten aan het parlement, waarin hij het bestaan in het land van een vergelijkbaar geheim leger bevestigde, eraan toevoegend dat ‘deze organisatie nooit geleid is geweest door de Nato’ [23]. Daarna informeerden Lubbers en de minister van Defensie Relus Ter Beek de Commissie die voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten verantwoordelijk was, over de gevoelige details aangaande de Nederlandse tak van Gladio. ‘De opeenvolgende premiers en ministers van Defensie hebben het altijd beter geacht om de andere leden van het kabinet en het parlement niet in vertrouwen te nemen over deze zaak’, verklaarde Lubbers voor de parlementaire afvaardiging, eraan toevoegend dat hij trots was dat een dertigtal ministers dat geheim al die jaren lang hadden weten te bewaren. Hoewel er parlementsleden waren die protesteerden tegen de gevaren van het bestaan van een leger waar noch het parlement noch de meerderheid van de bevolking iets van af wist, werd besloten dat er noch een parlementaire enquete zou komen, noch een openbaar rapport over de zaak. De liberale oppositie-leider Hans Dijkstal verklaarde: ‘Het probleem is niet zozeer dat dit heeft kunnen bestaan of nog steeds bestaat, maar veelmeer dat het parlement er vóór gisterenavond nooit iets van geweten heeft’ [24].

In het vlakbij Nederland gelegen Luxemburg, verklaarde premier Jacques Santer voor het parlement op 14 November 1990 dat ook in dat land een geheim leger had bestaan dat door de Nato was opgericht. ‘De activiteiten van die groep hebben vanaf het begin uit nooit iets anders bestaan dat uit een individuele training om in een vijandige omgeving te leren overleven, en uit het coördineren van deze activiteiten met het onze buitenlandse geallieerden’, aldus Santer [25]. Een motie van Jean Huss, een parlementslid van de Groenen, waarin hij vroeg om een parlementair debat over deze kwestie, in de aanloop van een parlementaire enquete-commissie, werd met meerderheid van stemmen verworpen.

Toen de internationale pers berichtte dat ¨in Portugal een radio-zender uit Lissabon het nieuws verspreid had dat cellen van een met Gladio verbonden netwerk in de jaren vijftig hadden geholpen de dictatuur van Salazar in het zadel te houden”, volgde een formele ontkenning van de regering [26]. De Portugese minister van Defensie Fernando Noguiera verklaarde op 16 November 1990 dat hij nooit iets had gehoord over het bestaan van een Gladio-netwerk, van welke aard dan ook, in Portugal, en deed het voorkomen alsof het ministerie van Defensie en de legerleiding van dat land ‘niet over enige informatie beschikten aangaande het bestaan of de activiteiten van een ´Gladio-organisatie in Portugal’ [27]. Een gepensioneerde generaal echter bevestigde anoniem in de pers, dat een para-militair leger ook in Portugal bestond, en ‘dat zij gecoördineerd werd door het ministerie van Defensie, het ministerie van binnenlandse zaken, en door het ministerie voor de Koloniën’[28]. In het buurland Spanje, dat tijdens het grootste deel van de Koude Oorlog onder het juk van een rechtse dictatuur had geleefd dat de politieke oppositie d.m.v. terreur en marteling-praktijken bestreed, verklaarde minister van Defensie Alberto Oliart, dat de vraag of Spanje tijdens de Franco-tijd ook een extreem-recht geheim leger had gehad, ‘infantiel’ was, gegeven het feit dat ‘in dit land Gladio de regering zelf was’ [29].

In Denemarken richtte de minister van Defensie, Knud Engaard, zich na druk van de publieke opinie, tot het parlement, het ‘Folketing’, op 21 November, om te ontkennen dat een organisatie ‘van welke aard dan ook’ in het land was opgezet door de Nato met medewerking van de CIA. ‘Alle informatie over een operatie door de geheime diensten met het oog op het gevaar van een eventuele bezetting van het land, is vertrouwelijk, zelfs top-geheim’, benadrukte de minister. ‘Ik kan en mag er niets over mededelen aan het Deense parlement’. Pelle Voigt, die de zaak Gladio in het parlement voor het eerst ter sprake had gebracht, merkte op dat ‘het antwoord van de minister van Defensie contradictoir was en indirect bevestigde dat Denemarken ook zo’n geheim netwerk had’ [30]. Daarop werd de zaak achter gesloten deuren besproken door de Deense parlementaire toezichts-commissie voor de geheime diensten.

Toen de Noorse pers vragen begon te stellen aan de regering over Gladio, kreeg ze het allerkortste antwoord dat in deze zaak ooit is gegeven. ‘De woorden van Hansen zijn nog altijd waar’, zo verklaarde Erik Senstad, de woordvoerder van het ministerie van Defensie, refererend aan de het optreden van de minister van Defensie Rolf Hansen voor het parlement in 1978, waarbij hij had gezegd dat hij niet anders kon dan toegeven, omdat dat nu eenmaal onthuld was, dat er ook in Noorwegen een geheim leger bestond. Admiraal Jan Ingebristen, die in 1985 was afgetreden als hoofd van de Noorse militaire inlichtingen dienst, haalde zich de woede van de bevolking op de hals door het geheim omtrent het bestaan van deze clandestiene legers te willen rechtvaardigen. ‘Dat is helemaal niet verdacht. Maar omdat deze eenheden onder een e.v. vijandig regiem geacht worden te opereren, is het hoogst noodzakelijk dat ze top-secret zijn’ ]31]

Op 3 December was het de beurt aan de Turkse macht-elite om te reageren op de affaire Gladio, via de persoon van generaal Dogan Beyazit, voorzitter van het Oorlogsdepartement van het Turkse leger, en via die van generaal Kemal Yilmaz, commandant van de Bijzonder Strijdkrachten, die beiden voor de pers het bestaan bevestigden van een geheim door de Nato geleid leger dat de missie had “het verzet te organiseren in het geval van een eventuele communistische bezetting” [32] Terwijl de generaals hun best deden om de publieke opinie te overtuigen van het feit dat de Turkse leden van Gladio allemaal heel goede ´patriotten´ waren, onthulden journalisten en de oud premier Bulent Ecevit dat het geheime leger dat met de naam ´contra-guerillia´ was getooid, betrokken was bij martelingen, aanslagen en moorden in het land evenals bij de verschillende staatsgrepen die de recente geschiedenis van het land hadden gekenmerkt, en dat ze op dat moment bezig was om de Koerdische minderheid in Turkije te onderdrukken. Het leger weigerde om te antwoorden op de vragen van het parlement en van de de niet-militaire ministers, en de minister van Defensie waarschuwde Ecevit dat ‘hij beter zijn bek had kunnen houden!’[33].

Terwijl de contra-guerilla door ging met haar operaties, liet het Amerikaanse Department of State in haar rapport over de mensenrechten in 1995 weten dat ‘betrouwbare bronnen binnen mensenrechten organisaties, binnen vertegenwoordigers van de Koerdische gemeenschap en binnen de Koerdische bevolking zelf in Turkijke, beweren dat de regering toestaat dat Koerdische burgers vermoord worden, of dat ze regelrecht zelf die moorden organiseert’. Het rapport preciseert dat ‘mensenrechten-organisaties een wijdverbreide en geloofwaardige stelling verdedigen, volgens welke een contra -guerilla groepering, die met de binnenlandse veiligheidsdienst verbonden is, in het geheim moordpartijen uitvoert’. De Amerikaanse journaliste Lucy Komisar probeerde de zaak in de VS te onderzoeken, en aldoende ontdekte ze al gauw dat haar eigen regering niet beter was dan de Turkse generaals, want ze stuitte op militaire geheimhouding van deze zaak. ‘Het Pentagon weigerde antwoord te geven op mijn vraag of Washington nog steeds doorging met het verschaffen van financiële middelen of andersoortige hulp aan het Turkse Departement voor Bijzondere Operaties; al mijn vragen daarover werden simpelweg weggewuifd’. Komisar werd hel vaak afgewimpeld: ‘De congresleden die ik ontmoette antwoordden me hetzij dat ze niets wisten over dit alles, hetzij dat de feiten van zo lang geleden dateerden dat er geen sporen meer van restten in de archieven, of dat ik doelde op een CIA-operatie waarover ze me niet verder konden inlichten’. Een historicus van het Pentagon antwoordde haar: ‘Ah, u wilt het over de stay-behind operaties hebben? Dat is geheim’[34].

Echter, de kwestie van de contra-guerilla, stak al gauw de kop weer op. Op 3 November 1996 botste een zwarte Mercedes op een snelweg op een tractor, -dat gebeurde aan de rand van het afgelegen dorp Susurluk, zo’n 150 kilometer ten zuiden van Istanbul. Een van de leiders van de Turkse contra-guerilla, een hoge politie-functionaris en een Turks parlementslid kwamen bij het ongeluk om het leven. Veel mensen zagen in dat ongeluk het bewijs van de hechte betrokkenheid van de regering bij de vuile oorlog die door de contra-guerilla groepen werd gevoerd. Duizenden mensen gingen de straat op om te protesteren tegen de “staat van Susurluk” en om te eisen dat het land verlost werd van “de greep van de maffia”. In Januari 1998 was het aan Mesut Ylmaz om miljoenen tv-kijkers te informeren over de conclusies van het 7 maanden durende parlementaire onderzoek naar het Susurluk-schandaal. ’ Dit is de autopsie van een schandalige chaos’, zo begon hij zijn speech, en daarna gaf hij toe dat ‘een doodseskader actief was geweest in het hart zelf van de Staat, terwijl alle staatsorganen volledig op de hoogt waren van die situatie’ [35].

T.g.v. alle verpletterende onthullingen in heel West-Europa over deze zaken, werd de zaak Gladio op 22 November 1990 door het Europese Parlement behandeld. De Europese Gemeenschap telde op dat moment 12 leden, en ze waren allemaal bij het schandaal betrokken [36]. De 12 hadden intussen een nauwere samenwerking onder elkaar tot stand gebracht en ze stonden op het punt de Economische Unie te vestigen, met een vrij verkeer van personen, goederen, diensten en geld; elke lid-staat zou echter nog steeds onafhankelijk zorg dragen voor zijn eigen veiligheids- en defensie-beleid, waarover ze volledige soevereiniteit behielden. ‘Meneer de voorzitter, Dames en Heren, het nieuwe Europa dat wij bezig zijn beetje bij beetje te bouwen, stelt ons voor een morele en politieke uitdaging’, dat waren de woorden waarmee de Europese Afgevaardigde Falqui die dag het debat openden. ‘Dit Europa is alleen maar levensvatbaar als ze zich op de waarheid baseert en op de volkomen transparantie van haar instellingen t.o.v. de sinistere intriges die de geschiedenis, inclusief de recente geschiedenis, van veel Europese landen gekenmerkt hebben’. Falqui benadrukte dat, ‘Dames en Heren, er geen enkele toekomst is , als we niet het gevoel wegnemen dat het gevolg is geweest van een heel lange periode waarin er in feit sprake is geweest van een dubbele staat: éen open en democratisch, en de andere clandestien en reactionair. Daarom is het zaak dat wij uitzoeken wat de aard en het aantal is van die ´Gladio-netwerken die onze verschillende lid-staten van de Europese Gemeenschap de laatste jaren hebben gehuisvest en onderhouden’ [37]

De Belgische Europarlementariër Dury (socialist) deelde deze ongeruste mening, en verklaarde tegenover zijn collega’s: ‘wat ons verontrust in de affaire Gladio, dat is dat dit soort netwerken hebben kunnen bestaan buiten elke wetenschap en controle om van de democratische politieke instituties in onze landen. Dat is volgens mij het voornaamste probleem waarmee we nog steeds zitten’. Zijn conclusie was dat de geschiedenis van deze geheime legers het object van een officieel onderzoek moesten worden; ’ Wij zijn persoonlijk, overtuigd van de noodzaak om heel deze zaak op te helderen om alle gevolgen ervan in kaart te brengen en om een einde te stellen aan alle vormen van machtsmisbruik die als gevolg ervan nog zouden kunnen voortbestaan, evenals aan alle gevaarlijke verleidingen waartoe zij nog aanleiding zou kunnen geven’. Volgens de Belg, zou het onderzoek zich ook moeten richten op de rol van de Nato, ‘hoewel ik denk dat er wat betreft de verantwoordelijkheid in deze van de Nato en van SHAPE, geen sprake is van een samenzwering’, gaf hij aan. ‘Het schijnt mij niettemin dat wij uiterst waakzaam dienen te blijven als wij de wil hebben om de hele waarheid in deze aan het licht te brengen. Wij beseffen heel goed dat bepaalde leden van Gladio ook in de commissies van de Nato zetelen’. En ten slotte stelt hij: ‘Licht scheppen in dit soort duistere gebieden is precies een van de verplichtingen die ons door ons democratisch mandaat worden opgelegd’[38].

‘Meneer de voorzitter, het systeem Gladio heeft meer dan 40 jaar onder diverse namen kunnen opereren’, verklaarde de Griekse Europarlementariër Ephremides t.o. zijn collega’s. ‘Ze heeft geopereerd in volledige illegaliteit en daarom lijkt het ons redelijk aan te nemen dat ze een rol heeft gespeeld in alle destabiliserings-, en provocatie-operaties en in alle terroristische aanslagen die onze respectieve landen de afgelopen 4 decennia beleefd hebben, en waarin zij zeker, direct of indirect, de hand in zal hebben gehad’. Ephremides protesteerde heftig tegen het ´stay-behind’ netwerk in zijn geheel, en met name tegen het feit dat zij ‘opgezet was door de CIA en door de Nato die, onder het mom van de bescherming van de democratie, diezelfde democratie in feite belachelijk hebben gemaakt en voor hun eigen duistere plannen gebruikt. Impliciet refererend aan de de rol die Gladio in de Griekse staatsgreep van 1967 zou hebben gespeeld, gaf hij blijk van zijn verontwaardiging over het feit ‘dat de democratie waarvan wij geacht worden de geprivilegieerde voordelen te genieten in feite niet meer is dan een façade’, waarna hij het Europarlement opriep een enquete in te stellen over de zaak. ‘Elk detail van deze zaak moet aan het licht komen, daarom moeten wij een deel van de enquete-commissie met de taak belasten om getuigen te horen en om de hele waarheid over dit alles aan het licht te brengen, opdat we vervolgens alle nodige maatregelen kunnen treffen om onze landen voor eens en voor altijd van dit soort illegale organisaties te verlossen’. [39]

Maar de Belgisch neo-liberaal de Donnea, was een heel andere mening toegedaan: ‘Meneer de voorzitter, het was volstrekt gerechtvaardigd net na WO II om in de meerderheid van onze staten diensten op te richten die tot taak hadden om organisaties voor te bereiden die het verzet zouden moeten leiden in het geval van een bezetting van ons territorium door het Warschauw Pact’. De Belgische Eurparlementariër onderstreepte dat ’ we dankbaarheid verschuldigd zijn al die genen die terwijl dat de Koude Oorlog eeuwig leek voort te duren, actief zijn geweest in die netwerken’. Voor de Donnea was het evident dat deze geheime legers ook noodzakelijk in het geheim moesten werken: ’ Om hun doelmatigheid te behouden, moesten deze legers noodzakelijkerwijs in het verborgene werken’, maar tegelijkertijd vond hij het niettemin ‘wenselijk dat er licht geworpen werd op de veronderstelde betrokkenheid van die organisaties bij terroristische aanslagen. Met inachtneming van het voorgaande, dient gezegd, dat als er sterke aanwijzingen of verdenkingen bestaan wat betreft het eventuele illegale en abnormale optreden van die netwerken in bepaalde landen, het in ieders belang is dat de waarheid daaromtrent boven water komt en dat de schuldigen gestraft worden’ [40].

De Vlaamse Europarlementariër Vandemeulebroucke vatte de mening van veel Europeanen samen door te stellen: ‘Deze affaire laat een bittere nasmaak achter omdat ze terug gaat tot aan de stichting van de Europese Gemeenschap, en omdat wij nu juist de bedoeling hebben een nieuwe vorm van democratie te stichten’. Vandemeulebroucke preciseerde dat het juist het element van geheimzinnigheid omtrent de operatie was die hem hinderde, als parlementariër zijnde, want ‘de budgetten van die clandestiene organisaties zijn eveneens geheim gehouden. Ze zijn nooit gestemd door welk parlement dan ook en wij willen onze ongerustheid kenbaar maken over het feit dat ( ...) het dus duidelijk blijkt dat er organen bestaan die in staat zijn om beslissingen te nemen - en ze te laten uitvoeren- zonder ook maar onder enige vorm van democratische controle te vallen’. De Vlaamse parlementariër besloot met : ‘Ik wil nog heftiger protesteren tegen het feit dat het Amerikaanse leger, of het nu via de SHAPE, via de Nato of via de CIA is, zich blijkbaar het recht toekent om zich met onze democratie te bemoeien’. Tegelijk gaf hij toe dat het Europese parlement niet competent was in deze materie.‘Ik ben mij er volledig bewust van dat wij geen mandaat hebben in zaken van nationale veiligheid en defensie’, gaf hij aan, ‘en daarom eist de aangenomen resolutie de vorming van den parlementaire enquete-commissie door elk van de 12 lid-staten met het doel om volledige helderheid te krijgen over deze zaak’. [41]

A.g.v. deze debatten, besloot het Europese parlement een resolutie over de Gladio -affaire aan te nemen waarin het fenomeen in de heftigste bewoordingen werd veroordeeld terwijl in het voorwoord ervan gepoogd werd een beschrijving in 7 punten van de gewraakte operaties te gevan:

1. Gezien het feit dat regeringen van verschillende Europese leden van de Gemeenschap hebben vastgesteld dat er sinds 40 jaar sprake is geweest van een organisatie die gewapende operaties uitvoerde en een parallelle inlichtingendienst leidde;

2. Gezien het feit dat deze organisatie 40 jaar lang aan elke vorm van democratische controle is ontsnapt en dat ze werd geleid door de geheime diensten van de betrokken landen i.s.m. de Nato;

3. In de vrees dat zulke netwerken mogelijk illegaal in binnenlandse zaken van de verschillend lidstaten hebben ingegrepen of dat ze daar nog steeds toe in staat zijn;

4. Beseffende dat de geheime militaire inlichtingen diensten (of oncontroleerbare elementen daarvan) betrokken zijn geweest bij ernstige misdrijven van terroristische en criminele aard, zoals verschillende strafrechtelijke onderzoeken hebben aangetoond;

5. Beseffende dat deze organisaties buiten elke vorm van legale regelgeving om hebben geopereerd en nog steeds opereren, zonder dat de hoogste regeringsinstanties noch de grondwets-beschermende instanties erover ingelicht waren;

6.Beseffende dat de verschillende ‘Gladio’-organisaties over hun eigen wapenarsenalen en militaire uitrustingen beschikten die hun een ongekende slagkracht verleenden, waardoor ze een bedreiging vormen voor de democratische structuren van de landen waarin ze opereren of geopereerd hebben;

7. Gezien het feit dat wij hevig verontrust zijn over het bestaan van beslissings- en uitvoerings-organen die op geen enkele manier democratisch gecontroleerd worden, en die volledig clandestien opereren, op een moment waarop wij druk bezig zijn met een versterking van de samenwerking binnen de Gemeenschap op het gebied van veiligheid;.

Op basis van deze inleidende stelling, veroordeelde de resolutie, allereerst: ‘de clandestiene oprichting van netwerken voor politiek-militaire actie en manipulatie, en [ze riep op] tot het instellen van een diepgaand onderzoek over de natuur, de structuur, de doelen en de elk ander aspect van deze geheime organisaties of welke andere militante groepering dan ook, en over het gebruik ervan voor inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van de verschillende landen, en over het probleem van het terrorisme in Europa, en over de mogelijke medeplichtigheid daaraan van de geheime diensten van de diverse lid-staten of van een derde staat’. In de tweede plaats, wilde de Europese Unie ‘fel protesteren tegen de het feit dat bepaalde functionarissen van het Amerikaanse leger die voor SHAPE en de Nato werken zich het recht hebben toegeëigend, om de activiteiten van deze netwerken voor politiek-militaire actie en inlichtingen werk aan te moedigen en te ondersteunen’. Het derde punt van de resolutie bestond uit de oproep gericht aan ‘de regeringen van de lid-staten om deze clandestiene militaire en paramilitaire netwerken’ te ontmantelen. Ten vierde gaf de Europese Unie het bevel ‘aan de verschillende gerechtelijke instanties van elk land waarin het bestaan van deze militaire organisaties officieel was vast gesteld, om exact hun exacte samenstelling aan het licht te brengen, net als hun modus operandi, en om de preciese lijst van de acties die ze uitgevoerd hebben met het doel om de democratische structuren van de verschillende lid-staten te ondermijnen, op te stellen’. Bovendien eiste de EU in punt vijf van haar resolutie, dat ‘alle lidstaten de nodige maatregelen namen, inclusief het instellen van parlementaire enquete-commissies, ten einde de uitputtende lijst samen te stellen van alle organisaties die actief zijn in dit kader, en tevens om van ieder de banden te achterhalen die ze onderhoud met de verschillende geheime diensten, en eventueel met de verschillende terroristische groeperingen en/of andere illegale organisaties’. Het zesde punt van de resolutie was gericht aan het adres van de Ministerraad van de Europese Unie, en speciaal aan de ministers van Defensie die er lid van waren, door haar op te roepen ‘om alle informatie over deze clandestiene inlichtingen-diensten en milities waarover ze beschikten ter beschikking te stellen’. Ten zevende, verzocht het Europese parlement aan ‘haar bevoegde commissie om getuigen te horen om de rol en de invloed van de organisatie ´Gladio´ en andere soortgelijke netwerken vast te stellen’.In het laatste punt, en het was niet bepaald het minste, richtte het Europarlement zich speciaal tot de Nato en tot de VS , door ‘[te eisen] dat de onderhavige resolutie aan de Europese Commissie, aan de Europese Raad, aan de Secretaris Generaal van de Nato, aan de regeringen van de verschillende lidstaten alsmede aan de regering van de VS overlegd werd’[42].

´Much ado about nothing´. Van de 8 acht maatregelen die het Europese Parlement eiste, werd er niet één behoorlijk uitgevoerd. Alleen België, Italië en Zwitserland stelden een parlementaire enquête-commissie in en leverden een behoorlijk en gedetailleerd openbaar rapport in over de zaak. En hoewel de resolutie onder de aandacht werd gebracht van de verschillende geheime diensten binnen de Europese Unie, en van de Nato en van de VS-regering, werd noch door de secretaris-generaal van de Nato, Manfred Wörner, noch door de Amerikaanse president van dat moment, George Bush senior, steun gegeven aan het idee voor een diepgaander onderzoek van de zaak, -ze hebben zich zelfs niet eens ooit publiekelijk over deze zaak uitgesproken.

Vertaling
Eheu!

Voor de noten zie bron voor deze vertaling. Veel aanklikbare verwijzingen naar documenten in vrnml. het Frans, Duits en Engels.