Nicolas Sarkozy en David Cameron tekenen de Akkoorden van Lancaster House. Zij herformuleren aldus, een eeuw later, de entente cordiale van de Sykes-Picot Akkoorden.

Frankrijk is tegenwoordig de belangrijkste macht dat oproept tot het ten val brengen van de Arabisch Syrische republiek. Terwijl het Witte-Huis en het Kremlin in het geheim onderhandelen over de manier zich van de jihadisten te ontdoen, houdt Parijs vol het « Bashar-regime » (sic) te beschuldigen Daesh te hebben gecreëerd, en te verklaren dat na het Islamistische emiraat te hebben weggevaagd, dient men de « Alevietische dictatuur » (re-sic) ten val te brengen. Frankrijk wordt openlijk gesteund door Turkije en Saoedi Arabië, en onderhands door Israël.

Hoe kan men deze verliezers-positie verklaren hoewel Frankrijk geen enkel economisch of politiek belang in deze kruistocht heeft en terwijl de Verenigde Staten geen strijders meer tegen deze republiek opleiden, en Rusland bezig is de jihadistengroepen in de as te leggen?

De meeste commentatoren hebben terecht de persoonlijke bindingen van president Sarkozy met Qatar, sponsor van het Moslimbroederschap, onderstreept, en die van president Hollande eveneens met Qatar, en daarna met Saoedi Arabië. Beide presidenten hebben een deel van hun verkiezingscampagnes illegaal door deze Staten laten financieren en hebben allerlei soorten voordelen van deze zelfde Staten ontvangen. Bovendien bezit Saoedi Arabië een niet onaanzienlijk deel van de CAC40 ondernemingen, zodat hun plotselinge desinvestering ernstige economische schade aan Frankrijk zou toebrengen.

Ik zou hier een andere hypothetische verklaring willen geven: de koloniale belangen van bepaalde Franse leiders. Hiervoor is het nodig een stap terug te gaan in het verleden.

De Sykes-Picot akkoorden

Gedurende de Eerste Wereldoorlog zijn het Britse, Franse en Russische Rijk in het geheim overeengekomen de kolonieën van het Oostenrijks-Hongaarse, Duitse en Ottomaanse Rijk onder elkaar te verdelen wanneer ze overwonnen zouden zijn. Aan het einde van deze geheime onderhandelingen in de Downing Street beslissen de adviseur van de minister van Oorlog, en meerdere van « Lawrence van Arabië », Sir Mark Sykes, en de speciale afgezant van de Quai d’Orsay, François Georges-Picot, de Ottomaanse provincie Groot Syrië onder elkaar te verdelen, en lichten de Tsaar hierover in.

De Britten, wier rijk een economisch rijk was, eigenden zich de in die periode bekende aardoliezones toe, alsmede Palestina om er een Joodse nederzetting te vestigen. Hun grondgebied strekte zich uit over die van de Palestijnse Staat, en over het huidige Israël, Jordanië Irak en Koweit. Parijs, dat verdeeld was in voorstanders en tegenstanders van de kolonisatie, erkende wat hem betreft zowel een economische als culturele en politieke kolonisatie. Hij eigende zich dus de grondgebieden van Libanon en het huidige Klein Syrië toe, waarvan bijna de helft van de bevolking in die tijd christenen waren en waarvan hij zich verklaarde de « beschermer » te zijn sinds Frans de Eerste. Tenslotte moesten de heilige plaatsen Jerusalem en Akka geïnternationaliseerd worden. Maar in werkelijkheid werden deze akkoorden nooit geheel toegepast omdat de Britten tegenstrijdige akkoorden waren aangegaan en vooral omdat ze een joodse Staat wensten te creëren om hun koloniale uitbreiding voort te zetten.

Nooit debatteerden de Britse en Franse « democratieën » openlijk over deze akkoorden. Ze zouden de Britse Volkeren geschokt hebben en het Franse Volk zou ze hebben verworpen. De Sykes-Picot akkoorden zijn geopenbaard door de bolsjewiekse revolutionairen die ze ontdekken in de archieven van de Tsaar. Ze wekken de razernij van de Arabieren op, maar de Britten en de Fransen reageren niet op de praktijken van hun regeringen.

Het Franse koloniale idee

De Franse kolonisatie begint onder Karel de Tiende met de bloedige verovering van Algerije. Het was een prestigekwestie die nooit door de Fransen werd gevalideerd en die uitliep op de Juli revolutie van 1830.

Maar het koloniale idee is in Frankrijk pas na de val van het Second Empire en het verlies van Elzas-Moezel opgekomen. Twee mannen van links, Gambetta en Jules Ferry, doen voorstellen om nieuwe grondgebieden in Afrika en Azië te veroveren bij gebreke van het bevrijden van de door het Duitse Reich bezette Elzas en de Moezel. Ze verenigen zich met de rechtse economische belangen verbonden aan de exploitatie van Algerije.

Daar de motivatie als derivaat voor de bevrijding van het nationale grondgebied niet erg glorieus is, gaan de vrienden van Gambetta en Ferry het verpakken in een meer enthousiasmerende argumentatie. Het gaat hier niet om het bevredigen van expansionistische of economische verlangens, maar om het « bevrijden van onderdrukte bevolkingen » (sic) en deze te « emanciperen van inferieure beschavingen » (re-sic). Dat is veel nobeler.

In de Nationale Assemblee en de Senaat hadden de voorstanders van de kolonisatie een lobby georganiseerd: de « Koloniale partij ». Het woord « partij » is hier misleidend, het duidt geen politieke formatie aan maar een denkwijze buiten de partijen om van een honderdtal rechtse en linkse parlementariërs. Zij groepeerden zich met machtige zakenlieden, militairen, geografen en hoogfunctionarissen, zoals François Picot. Hoewel heel weinig Fransen vòòr de Eerste Wereldoorlog geïnteresseerd waren in het kolonialisme, waren ze veel talrijker tussen de twee wereldoorlogen… dat wil zeggen na de restitutie van Elzas en Moezel. De Koloniale partij, die toen nog niets anders was dan blind kapitalisme verpakt in een mensenrechtenideologie, poogde de bevolking te overtuigen met behulp van grote demonstraties zoals de sinistere Koloniale tentoonstelling van 1931, en die zijn hoogtepunt bereikte met het Front populaire van Léon Blum in 1936.

De kolonisatie van Klein Syrië

Als gevolg van de eerste Wereldoorlog en de val van het Ottomaanse rijk, proclameert de sjarief Hussein van de twee Moskee’s van Mekka en van Medina de onafhankelijkheid van de Arabieren. Overeenkomstig de verbintenissen van « Lawrence van Arabië » proclameert hij zich « koning van de Arabieren », maar wordt tot de orde geroepen door de « perfide Albion ».

In 1918 proclameert zijn zoon, emir Fayçal, een voorlopige Arabische regering in Damascus, terwijl de Britten Palestina bezetten, en Frankrijk de Middellandse zeekust. De Arabieren pogen een multiconfessionele, democratische en onafhankelijke Eénheidsstaat te creëren.

De Amerikaanse president Woodrow Wilson heeft zijn land met het Verenigd Koninkrijk verzoend m.b.v. het gezamenlijke project een Joodse Staat te creëren, maar hij is tegen het koloniseren van de rest van de regio. Na het verlaten van de conferentie van Versailles laat Frankrijk zich tijdens de conferentie van San Remo door de intergeallieerde hoge raad een mandaat toekennen voor het administreren van zijn invloedszone. De kolonisatie had zich zo een juridische alibi gevonden: de bewoners van de Levant te helpen zich te organiseren na de val van de Ottomanen.

De eerste democratische verkiezingen in Syrië zijn georganiseerd door de voorlopige Arabische regering. Zij geven de meerderheid van het Syrische algemene congres aan leiders zonder duidelijke politieke kleur, maar de assemblee wordt gedomineerd door figuren van de nationalistische minderheid. Zij neemt een monarchistische Grondwet en een tweekamerstelsel aan. Wanneer het Franse mandaat wordt aangekondigd komt het volk in opstand tegen emir Fayçal die besloten heeft te collaboreren met de Fransen, en met de Libanese Maronieten die hem steunen. Parijs stuurt troepen onder bevel van generaal Gouraud, een lid van de « Koloniale partij ». De Syrische nationalisten gaan de strijd met hem aan in Marjayoun waar ze worden verpletterd. De kolonisatie begint.

Generaal Gouraud scheidt eerst Libanon —waarin hij beschikt over de steun van de Maronieten— van de rest van Syrië af, alwaar hij zich beijvert te regeren door te verdelen, en de confessionele groepen tegen elkaar uit te spelen. De hoofdstad van « Syrië » wordt verplaatst naar Homs, een klein Soennitisch stadje, alvorens terug te keren naar Damascus, maar het koloniale bestuur blijft gebaseerd in Libanon, in Beiroet. Er wordt in 1932 een vlag aan de kolonie gegeven, gevormd door drie horizontale banden, die de dynastieën Fatimiden (groen), Omeyyaden (wit) et Abbasiden (zwart) voorstellen, symbolen van de Sjiïeten (de eerste) en de Soennieten (de volgende twee). De drie rode sterren stellen de drie minderheden voor: christenen, druzen en alevieten.

Frankrijk wil van Libanon een Maronitische Staat maken, want de Maronieten erkennen de autoriteit van de paus, en van Syrië een moslim Staat. Onophoudelijk bestrijdt ze de christenen van Klein Syrië want grotendeels orthodox.

In 1936 komen de linksen aan de macht met de regering van het Front populaire. Deze accepteert met de nationalistische Arabieren te onderhandelen en belooft hen onafhankelijkheid. De onder-Staatssecretaris van de Maghreb protectoraten en van de mandaten van het Nabije-Oosten, Pierre Viénot, onderhandelt over de onafhankelijkheid van Libanon en van Syrië (zoals hij gepoogd had te doen voor Turkije). Het verdrag is unaniem bekrachtigd door de Syrische regering, maar zal nooit door Léon Blum —lid van de « Koloniale partij »— aan de Senaat worden gepresenteerd.

In dezelfde periode beslist de regering van het Front populaire de stad Antiochië van Klein Syrië af te scheiden en stelt voor haar bij Turkije te voegen, hetgeen een feit wordt in 1939. Op deze manier wil Léon Blum zich van de orthodoxe christenen ontdoen waarvan de patriarch de kansel van Antiochië bezet en die de Turken zeker zullen onderdrukken.

Tenslotte is het de verdeling van Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog die een einde zal maken aan de kolonisatie. De legale regering van Philippe Pétain probeert het mandaat te handhaven, terwijl de legitieme regering van Charles de Gaulle in 1941 de onafhankelijkheid van Libanon en Syrië proclameert.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog past de Voorlopige regering van de Franse republiek het programma van de Nationale Verzetsraad toe. Desalniettemin opponeert de « Koloniale Partij » tegen de onafhankelijkheid van de gekoloniseerde volken. Op 8 mei 1945 vindt de slachting van Sétif (Algerije) onder het bevel van generaal Raymond Duval plaats, en op 29 mei die van Damascus onder het bevel van generaal Fernand Olive. De stad wordt twee dagen lang gebombardeerd door de Franse luchtmacht. Een groot deel van de historische soek is verwoest. De vergaderzaal van het Congres van het Syrische volk zelf wordt gebombardeerd.

De koloniale ambitie van Frankrijk in Syrië sinds 2011

Terwijl president Sarkozy zijn homoloog Bashar al-Assad voor de ceremoniën van 14 juli 2008 op de Champs Élysées had uitgenodigd om diens democratische vorderingen te vieren, onderhandelt hij met de Verenigde Staten en het Verenigd-Koninkrijk over de reorganisatie van het « Groot Midden-Oosten » in 2009-2010. Staatssecretaris Hilary Clinton overtuigt hem ervan het Frans-Britse koloniale project van een eeuw geleden weer te lanceren onder Amerikaanse leiding; dat is de theorie van het leiderschap « van achteren ».

Op 2 november 2010 —d.w.z. vòòr de « Arabische lente »— ondertekenen Frankrijk en het Verenigd-Koninkrijk een serie documenten die bekend staan als de akkoorden van het Lancaster House. Terwijl het openbare deel aangeeft dat de twee Staten hun projectie krachten (d.w.z. hun koloniale krachten) zullen bundelen, voorziet het geheime deel erin op 21 maart Libië en Syrië aan te vallen. Men weet dat Libië twee dagen eerder door Frankrijk aangevallen zal worden, daarmee de woede van het Verenigd-Koninkrijk opwekkend, dat zo door zijn bondgenoot werd gedoubleerd. De aanval op Syrië zal integendeel nooit plaats vinden daar de opdrachtgever, de Verenigde Staten, van mening zal veranderen.

De akkoorden van het Lancaster House werden voor Frankrijk onderhandeld door Alain Juppé en generaal Benoît Puga, een uitzinnige voorstander van de kolonisatie.

Op 29 Juli 2011 creëert Frankrijk het Syrische vrije leger (de « gematigden »). In tegenstelling tot de officiële berichtgeving betreffende zijn chef, kolonel Riyad el-Asaad, zijn de top-elementen geen Syriërs, maar Libische leden van al-Qaeda. Riyad el-Asaad is slechts een dekmantel om een Syrisch vernis te geven. Hij werd gekozen voor zijn homonymie met president Bashar al-Assad, met wie hij geen enkel familieband heeft. Niet wetend dat de twee namen in het Arabisch verschillend worden geschreven ziet de atlantistische pers hier een teken van de « eerste deserteur in het regime ».

Het Syrische vrije leger (SVL) wordt geëncadreerd door Franse legioensoldaten, gedetacheerd uit hun legercorps en ter beschikking gesteld aan het Élysée en aan generaal Benoît Puga, privé stafchef van president Sarkozy. Het SVL ontvangt als vlag die van de Franse kolonisatie.

Momenteel is het SVL geen permanent leger meer. Maar zijn embleem wordt incidenteel gebruikt voor door het Élysée uitgedachte operaties en uitgevoerd door huursoldaten uit de andere gewapende groepen. Frankrijk houdt vol een verschil te maken tussen « gematigden » en « extremisten ». Er bestaat echter geen enkel verschil wat betreft personeel of gedrag tussen de beide groepen. Het is het SVL dat begon met de executies van homoseksuelen door ze van hoge gebouwen af te gooien. Het is eveneens het SVL dat een video verspreidde van één van hun kannibale leiders die het hart en de lever van een Syrische soldaat opat. Het enige verschil tussen gematigden en extremisten is hun vlag: die van de Franse kolonisatie, en van de jihad.

Begin 2012 escorteren de Franse legioensoldaten 3000 strijders van het SVL naar Homs, de voormalige hoofdstad van de Franse kolonisatie, om daar de « hoofdstad van de revolutie » van te maken. Ze verschuilen zich in de nieuwe wijk Baba Amr en roepen een Islamitisch emiraat uit IS. Een revolutionair rechtshof veroordeelt meer dan 150 inwoners die in de wijk gebleven waren ter dood, en laat ze publiekelijk de keel afsnijden. Het SVL sloeg een beleg van een maand, beschermd door stellingen van anti-tank raketten Milan, ter beschikking gesteld door Frankrijk.

Wanneer président Francois Hollande in juli 2012 de oorlog tegen Syrië weer lanceert, behoudt hij —unicum in de Franse geschiedenis— de privé stafchef van zijn voorganger, generaal Benoît Puga. Hij herneemt ook de koloniale retoriek en gesticulatie. Aldus verklaart hij dat de Arabisch Syrische republiek een « bloeddorstige dictatuur » is (we moeten dus « een onderdrukt volk bevrijden ») en dat de macht geconfiskeerd is door de alevietische minderheid (we moeten dus de Syriërs van deze vreselijke sekte « emanciperen »). Hij laat de deelname van de Syrische vluchtelingen in Europa aan de in hun land gehouden verkiezingen verbieden, en beslist in hun plaats dat de —ongekozen— Syrische nationale raad hun legitieme vertegenwoordiger is. Zijn minister van Buitenlandse zaken, Laurent Fabius, verklaart dat de democratisch gekozen president, Bashar al-Assad « niet verdient op de Aarde te zijn ».

De verklaringen van Valéry Giscard d’Estaing

Op 27 september jongstleden verleende oud-president Valéry Giscard d’Estaing een interview van een bladzijde aan het dagblad Parisien/Aujourd’hui en France met betrekking tot de vluchtelingen en de Russische interventie in Syrië. Hij verklaart er: « Ik vraag me af of het mogelijk is een mandaat van de Uno te creëren betreffende Syrië, voor een periode van vijf jaar ».

Nog nooit sinds zijn oprichting heeft de Uno een « mandaat » verleend. Dit woord alleen al verwijst naar de verschrikkingen van de kolonisatie. Een Franse leider had ook nooit openlijk de Franse koloniale ambitie aangehaald sinds de Algerijnse onafhankelijkheid, 53 jaar geleden.

Het is belangrijk zich hier te herinneren dat Geneviève, zuster van François Georges-Picot (die van de Sykes-Picot akkoorden), trouwde met senator Jacques Bardoux —lid van de « Koloniale partij »—. Hun dochter, May Bardoux, trouwde op haar beurt met de president van de Société financière française et coloniale, Edmond Giscard d’Estaing, de vader van de vroegere Franse president.

Aldus is de oplossing van het Syrische probleem, volgens de achterneef van de man die met de Britten over het Franse mandaat in Syrië onderhandelde, het land opnieuw te koloniseren.

Vertaling
Bart Ero